De donzige dino

Waren dinosaurussen niet helemaal wat we ons erbij voorstelden? Een column.

toktoktôôôk?

Wat een afgang!

Dinosauriërs waren toch verondersteld schrikwekkend te zijn. Met de Tyrannosaurus rex als typevoorbeeld: klauwen als messen, tanden als dolken, een muil als een afvalverbrijzelaar. Hun naam alleen al trouwens: ‘dinosaurus’ komt van het Grieks voor ‘verschrikkelijke hagedis’. Dinosaurussen waren draken, maar dan in het echt.

De voorbije jaren zijn er echter steeds meer barstjes gekomen in het pantser van die veronderstelde draken. Het begon al met dat pantser zelf. Aanvankelijk werd er vanuit gegaan dat dino’s wel schubben zouden gehad hebben, zoals veel hedendaagse reptielen. Maar toen doken er steeds meer aanwijzingen op dat vele soorten dino’s veren hadden. En niet enkel die soorten die nauw verwant waren aan de directe voorouders waren van de huidige vogels, zoals de beroemde oervogel Archaeopterix. Zelfs T. rex had waarschijnlijk veren.

Waar die veren voor dienden bij dieren die niet konden vliegen, is nog niet geheel opgehelderd. Om zich warm te houden misschien, of wie weet om met fel gekleurde veren indruk te maken op het andere geslacht of concurrenten af te schrikken.

Dat stelde het populaire beeld van de draken al aardig bij. Met kleurrijke pluimen kon een dino nog wel gevaarlijk zijn, het was toch niet meer helemaal hetzelfde.

Intussen was gebleken dat de gemene Oviraptor (‘eierrover’) zijn naam geheel ten onrechte had gekregen. Het eerste fossiel van de Oviraptor was gevonden bij een stel fossiele eieren, en er was voetstoots vanuit gegaan dat het dier die aan het opeten was – veel later bleek dat het Oviraptors eigen eieren waren, en dat ze er waarschijnlijk op zat te broeden toen ze schielijk overleed. De Brontosaurus (‘donderhagedis’) werd herdoopt tot Apatosaurus (en daarmee een trede gedegradeerd in de schrikwekkendheidshiërarchie), en de tot de verbeelding sprekende Velociraptor uit de film Jurassic Park zou in het echt maar zo groot als een kalkoen zijn geweest (én hij had pluimen).

Er komt geen eind aan de afgang. De voorbije week kreeg het imago van de verschrikkelijke hagedissen alweer twee klappen.

Baby pterosaurs were cute’ kopte New Scientist. Cute! Schattig! En dat ging over pterosauriërs, reusachtige vliegende beesten die weliswaar geen dinosauriërs in de strikte zin waren, maar die toch verondersteld werden zowat de dichtste benadering van vliegende monsters te zijn geweest die ooit over de aarde gevlogen hebben.

En dan was er het nieuws dat twee gevederde dinosoorten, Velociraptor en Anchiornis, geen mooie strakke veren hadden zoals de meeste hedendaagse vogels, maar eerder een soort pluizige, donzige veertjes. Misschien zagen ze er een beetje uit zoals de kiwi (niet het Nieuw-Zeelandse fruit, maar de Nieuw-Zeelandse vogel die wel wat op het fruit lijkt, en die de naam éérst had). Of erger nog, zoals een schattig kuikentje.

Donzig dus. Nu ontbreekt er nog maar één ding aan. Binnenkort ontdekt iemand dat dino’s grote puppy-ogen hadden.

Deze column is op 9 december 2017 verschenen in De Tijd.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *