Zijn klimaatmodellen te betrouwen?

Het ziet ernaar uit dat de meest pessimistische klimaatmodellen het best zijn. Een column.

Het smelt. Foto Nasa

Het zijn argumenten die je wel eens hoort uit het kamp van klimaatsceptici – en dan bedoel ik de meer rationele klimaatsceptici,  niet diegenen die toeteren dat de hele klimaatverandering een hoax is. Dat de klimaatmodellen die opwarming voorspellen, gebaseerd zijn op nogal onzekere computermodellen. Dat die klimaatmodellen, die overigens onderling sterk kunnen verschillen, niet goed overweg kunnen met bijvoorbeeld het effect van wolken, en dat die modellen vaak helemaal niet zo goed zijn in het beschrijven van het écht waargenomen klimaat in de voorbije jaren. De  conclusie luidt dan: de klimaatwetenschappers zouden er wel eens naast kunnen zitten met hun voorspellingen. Prognoses zoals die van de IPCC-rapporten van het VN-klimaatpanel, zijn misschien veel te pessimistisch. Wellicht valt het allemaal wel mee met die opwarming.

Wat je er dan níet bij hoort, is dat die onzekerheid in de modellen een mes is dat aan twee kanten snijdt. Als de modellen onzeker zijn, zouden ze ook in de ándere richting fout kunnen zitten. Misschien zijn de IPCC-prognoses net te optimistisch, en wordt het nog warmer dan de modellen voorspellen.

En niet alleen zou dat kunnen, het lijkt ook echt het geval te zijn, als twee klimaatonderzoekers gelijk hebben die een reeks modellen aan een rigoureuze kwaliteitstest onderworpen hebben.

De bekende klimaatwetenschapper Ken Caldeira en zijn medewerker Patrick Brown, van het Carnegie Institution for Science, gevestigd aan de Stanford-universiteit in Californië, hebben hun onderzoek vorige week gepubliceerd in het hoog aangeschreven wetenschappelijke vakblad Nature.

Ze hebben een reeks klimaatmodellen getoetst aan waarnemingen van het echte klimaat vandaag, in het bijzonder aan satellietmetingen van de hoeveelheid energie die de atmosfeer binnengaat en buitengaat, en die weerkaatst wordt door wolken – het is de balans van die energiestromen die in essentie bepaalt of het warmer of kouder zal worden.

Welke modellen bleken het best overeen te komen met de metingen? Niet de meest optimistische uit de ‘vork’ aan modellen die het IPCC in zijn recentste rapport in overweging neemt en ook niet de gemiddelde. Het zijn de meest pessimistische die het best aansluiten bij de waarmemingen, en zelfs modellen met een nóg sterkere opwarming dan de ‘heetste’ van de IPCC-vork. Anders gezegd: als Brown en Caldeira gelijk hebben, dan zijn de IPCC-modellen inderdaad foutief. Ze onderschatten de opwarming.

In een scenario met ernstige inspanningen om de uitstoot terug te dringen, voorziet het IPCC tegen 2100 een temperatuurstijging van 2,8 graden, terwijl de beste modellen 3,2 graden voorspellen. In een scenario met weinig inspanningen, voorziet het IPCC 4,3 graden, de beste modellen 4,8 graden. Volgens het akkoord van Parijs was het de bedoeling de opwarming onder de 2 graden te houden.

Wat betekent een opwarming van 4,8 graden concreet? Dat is moeilijk te voorspellen, maar ter vergelijking: vijf graden is ongeveer het temperatuurverschil (gemiddeld, wereldwijd) tussen het klimaat vandaag en de laatste ijstijd.

Deze column is op 23 december 2017 verschenen in De Tijd, en is gedeeltelijk gebaseerd op een eerder bericht van De Zandrekenaar, op 15 november 2016.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *