Zie ginds komt de roeiboot

Het traditionele beeld over de ontdekking van Amerika is aan herziening toe. Een column.

Land in zicht? Foto mjwinoz

Het Amerikaanse continent werd per boot ontdekt.

Dat klinkt misschien niet heel verrassend, maar ik heb het hier niet over Christoffel Columbus met zijn kleine transatlantische ontdekkingsvloot van twee karvelen en een kraak. En ook niet over de viking-avonturiers die rond het jaar duizend met hun langschepen of snekken via IJsland en Groenland de oceaan overstaken en kortstondig een kolonie vestigden in het huidige Newfoundland in Canada.

Wél over de echte ontdekkers van het continent, de allereerste mensen die zowat zestienduizend jaar geleden Amerika binnentrokken – en die zich wellicht evenmin als Columbus realiseerden dat ze een nieuw werelddeel aan het ontdekken waren.

Hoe hun boten eruitzagen, weten we niet. Maar het is een veilige veronderstelling dat die heel wat eenvoudiger waren dan een Spaans karveel of een vikingschip; kano’s van huiden of uitgeholde boomstammen zijn waarschijnlijk een goede gok. De ontdekkers zelf waren in tegenstelling tot Columbus natuurlijk niet op zoek naar Indië of Azië; integendeel, ze kwamen uit Azië en ze zochten misschien gewoon een plaats om te wonen, te jagen en te vissen.

Lange tijd hebben de geschiedenisboeken de eerste bewoners van Amerika beschreven als mensen die dertienduizend of veertienduizend jaar geleden, tijdens de laatste ijstijd, over de Beringstraat wandelden – de plaats waar het uiterste oosten van Azië en het westen van Alaska elkaar vandaag net niet raken, maar die tijdens de ijstijd, toen de zeespiegel lager lag, droog stond. Vanuit Alaska zouden ze, toen de ijstijd op zijn einde begon te lopen en de gletsjers zich terugtrokken, langs een ijsvrije corridor door Canada de rest van het Noord-Amerikaanse continent bereikt hebben, waar ze snel uitzwermden en niet veel later ook naar Zuid-Amerika trokken.

De jongste jaren zijn er echter steeds meer aanwijzingen gevonden voor een alternatieve visie: dat de eerste kolonisten van Amerika al duizend of meer jaren eerder arriveerden, en dat ze vanuit Alaska per boot de kust volgden naar het zuiden. In een mum van tijd zouden ze zich zo langs de hele westkust van Noord- en Zuid-Amerika verspreid hebben, vanwaar ze vervolgens landinwaarts trokken.

Dat scenario krijgt nu een sterke duw in de rug, door de koolstofdatering van archeologische vondsten uit Cooper’s Ferry in het westen van Idaho. Botten en houtskool (resten van vuur) uit Cooper’s Ferry blijken zowat zestienduizend jaar oud te zijn. Dat betekent dat er in Idaho al mensen leefden toen de ijstijd nog volop bezig was en er nog geen ijsvrije corridor door het westen van Canada liep (die opende zich pas 14.800 jaar geleden).

Het is onwaarschijnlijk dat kolonistenfamilies duizenden kilometers te voet over een ononderbroken dikke ijskap trokken. Ze moeten dus langs de kust gekomen zijn, per boot. Ze voeren zuidwaarts, levend van vis en de jacht op zeedieren als robben, tot waar het ijs ophield en ze aan land konden gaan of stroomopwaarts een rivier op varen, het binnenland in.

Deze column is op 30 november 2019 verschenen in De Tijd.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *