Hoverboards, monowheels, segways, bizarre stepvarianten, ligfietsen,… waar komt die plotse diversiteit in wielvoertuigen vandaan?
Vanwaar ik dit schrijf, zie ik spelende kinderen. Eentje rijdt op een apparaat dat nog het meest lijkt op twee aan elkaar gelaste steps, met één gezamenlijk stuur en wijd uit elkaar staande achterwielen. Iets verderop rijdt er eentje op een hoverboard – u weet wel, een beetje zoals een ouderwets skateboard, maar dan elektrisch aangedreven en met de wielen in de verkeerde richting. Vanmorgen reed hier een jongen op een monowheel (één vrij groot elektrisch aangedreven wiel met voetsteuntjes aan weerskanten, waarop je rechtstaand rijdt).
Ben ik het alleen, of hebt u ook de indruk dat er de laatste tijd steeds meer diversiteit komt in wat ik maar ‘wielvoertuigen voor één persoon’ zal noemen?
Vroeger had je de fiets – en alle fietsen zagen er zo’n beetje hetzelfde uit – de step (die we toen autoped of trottinette noemden) en wat later het skateboard. Maar nu lijkt variatie troef, van step-varianten met een reuze-voorwiel en twee mini-achterwieltjes of met een trap-mechanisme, tot diverse Segway-varianten en ligfietsen die eruitzien als kleine racewagens.
Vroeger werd wel eens gezegd dat variatie in ontwerpen een teken was van een immature technologie – zodra de ingenieurs eenmaal weten hoe het moet, zien al hun ontwerpen er hetzelfde uit.
Maar ik twijfel eraan of dat klopt. Waarom zouden fietsen er vroeger allemaal hetzelfde hebben uitgezien (op de heren- en damesvariant na, en racefietsen die niet zó veel verschilden) en nu niet meer? En steps? Wisten de ontwerpers vroeger dan precies hoe het moest en zijn ze nu plots het noorden kwijt? Of lijd ik aan selectief geheugenverlies en ben ik al de meer bizarre fietsvarianten uit vroeger dagen vergeten?
Nee, er is wat anders aan de hand. Het lijkt op een fenomeen uit de evolutiebiologie: de evolutionaire radiatie of explosie, waarin levende soorten zich in een oogwenk enorm diversifiëren. Aan de stamboom van het leven verschijnt plots een nieuwe tak met talloze wijd uitwaaierende twijgen. Voorbeelden zijn de diversificatie van de zoogdieren na het plotse uitsterven van de dinosaurussen 65 miljoen jaar geleden en de ‘Cambrische explosie’ rond 530 miljoen jaar geleden, waarin in korte tijd de meeste stammen van het dierenrijk ten tonele verschenen.
Zo’n explosie kan het gevolg zijn van een verandering in de omgeving, die nieuwe mogelijkheden schept. Maar het kan ook komen door een ‘technologische’ innovatie. Zoals toen de evolutie ontdekt had hoe ze vele levende cellen samen één organisme kon laten vormen, wat plots tal van nieuwe mogelijkheden creëerde. Zo is het ook met die wielvoertuigen. Ze lijken misschien eenvoudig, maar onder het kleurige plastic gaat een hoop geavanceerde technologie schuil, die twintig jaar geleden nog niet bestond.
Om maar één voorbeeld te noemen: hoe slaagt zo’n monowheel of hoverboard erin om op een bijna magische manier rechtop te blijven? Het apparaat speelt dat klaar dankzij onder meer miniatuur-gyroscopen. De gyroscoop op zich bestaat al lang; in vliegtuigen en schepen zitten ze al sinds jaar en dag, om te helpen met navigatie en standregeling. Maar die traditionele gyroscopen, metalen meesterwerken van precisie-mechaniek, zijn relatief groot en duur. Het is door de uitvinding van goedkope miniatuur-gyroscopen (die meer op computerchips lijken) dat toepassingen in speelgoed haalbaar zijn geworden. Daarzonder reden al die kinderen nog op dezelfde saaie soort wielen.
Een licht gewijzigde versie van deze column is op 27 mei verschenen in De Tijd.