2001

50 jaar ‘2001: A Space Odyssey’. Een bescheiden bedenking bij een monumentale film.

Niet zeventien, maar vijftig jaar oud is 2001 deze dagen. 2001: A Space Odyssey, de film uit 1968 van Stanley Kubrick, die destijds maar net goed genoeg werd geacht voor één oscar, die voor speciale effecten, maar die inmiddels een vaste plaats heeft veroverd in lijstjes van ‘grootste filmklassiekers’ of ‘beste films aller tijden’. Terecht, als u het de Zandrekenaar vraagt.

2001 wordt soms abusievelijk aanzien voor een sciencefictionfilm, maar eigenlijk is het eerder een filosofische mijmering over het wezen en de lotsbestemming van de mens. En een kunstwerk. Maar het is noch over de filosofische noch over de artistieke kwaliteiten van 2001 dat ik het hier wil hebben. Wel over het visionaire karakter van de film wat technologie betreft, en de relatie van de mens tot technologie.

Want ja, dat is een heuse tablet-computer, die astronaut Dave Bowman daar vasthoudt in de film, nog iets dunner dan een iPad. In 1968 nota bene, vijftig jaar geleden, toen de typische échte computer nog een met ponskaarten gevoede kamervullende kolos was, met een team experts om hem draaiende te houden – net als de computer in de typische sciencefictionfilm uit die tijd trouwens.

De astronauten in ‘2001′ gebruiken hun tablets bij het werk, en als ontspanning, om tv te kijken terwijl ze zitten te eten. Twee mensen aan tafel, samen aan het eten, en in plaats van met elkaar te praten, kijkt elk naar zijn eigen schermpje. Zeg niet dat u niet gewaarschuwd was over de impact van technologie.

Elk ruimteschip in de film heeft een dashboard vol met beeldschermen. Dat ziet er intussen zo vanzelfsprekend uit dat we niet eens meer opmerken hoezeer het vijftig jaar geleden vooruit liep op zijn tijd – wat ons vandaag eraan opvalt is hooguit de wat ouderwetse stijl van de computer graphics op die beeldschermen.

Vanuit ruimtestation V (compleet met Hilton hotel en lounge met spuuglelijke designstoelen) telefoneert personage Heywood Floyd als vanzelfsprekend naar zijn jarige dochtertje op aarde, maar het kost hem wel een bom geld, dat hij betaalt door een kredietkaart in het apparaat te schuiven.

Op maatschappelijk gebied was de film minder visionair. Kubrick leek zich in 1968 niet te kunnen voorstellen dat vrouwen in 2001 in de ruimte ander werk zouden doen dan dat van receptioniste of stewardess. Zelfs de hoogopgeleide Russische vrouwen dr. Kalinina en dr. Sretneva krijgen amper dialoog. Maar het moet gezegd: de mannen in 2001 hebben ook niet veel te zeggen. Al de beste lijnen dialoog zijn voor HAL 9000, de intelligente boordcomputer van het ruimteschip Discovery.

Centraal in de film staan de relaties tussen dierlijke, menselijke, artificiële en buitenaardse intelligentie, en dan vooral de confrontatie tussen de mens en de ondoorgrondelijke artificiële intelligentie van HAL.

Wie weet krijgt de film ook daar nog gelijk in. Misschien wordt de confrontatie tussen de mens en artificiële intelligentie ook nog wel echt het centrale conflict van de eenentwintigste eeuw. I’m afraid Dave.

Deze column is op 14 april 2018 verschenen in De Tijd.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *