Hoe snel het ook opwarmt, we zijn meteen gewend aan het nieuwe, warmere klimaat. Een column.
De Zandrekenaar herinnert zich een uitzonderlijk mooie en vroege lente. Het was terrasjesweer. Mensen begonnen zelfs al aan barbecueën te denken, terwijl ze genoten van de zon. Iedereen was verbaasd dat het zó vroeg op het jaar al zó warm was. ‘Zomerweer’, werd het hier en daar genoemd.
Dat was in april, jaren geleden. Nu zouden we er nauwelijks nog van opkijken. Een warme april beschouwen we als een verworven recht. Tegenwoordig moet het al in februari terrasjesweer zijn voor het ons opvalt.
Zullen we binnenkort ook aan warme februari’s gewend zijn? Gaan we dan klagen over uitzonderlijke kou als het in die maand nog eens vriest? De klachten waren in elk geval niet van de lucht toen de voorbije – voorlopig nog uitzonderlijke – hete februari plaats maakte voor de perfect normale maartse buien.
Daar ziet het wel naar uit, blijkens een studie onder leiding van klimaateconome Frances Moore van de University of California in Davis. We wennen zeer snel aan weer dat ooit uitzonderlijk was, volgens Moore. Weersomstandigheden die we de eerste keer nog als bizar ervaren, worden heel snel het nieuwe normaal.
Moore en haar medewerkers hebben nagegaan hoe opmerkelijk mensen het weer vinden, door te tellen hoeveel opmerkingen ze erover maken op Twitter.
Zoals te verwachten was, tweeten we vooral over de temperatuur wanneer die abnormaal hoog of laag is voor de tijd van het jaar. Maar dat blijkt snel te slijten. Al na enkele jaren roept dezelfde temperatuur in dezelfde tijd van het jaar geen bijzonder getwitter meer op.
Wat mensen normaal vinden, verschuift snel. ‘Het referentiepunt voor normale omstandigheden lijkt te zijn gebaseerd op het weer dat we tussen twee en acht jaar geleden hebben ervaren’, schrijft Moore in het vakblad Proceedings of the National Academy of Sciences.
Dat is verontrustend in het licht van de klimaatverandering. Het maakt dat we geneigd zijn de omvang van de veranderingen te onderschatten. Met slechts enkele jaren vertraging schuift ons intuïtieve referentiepunt mee op met de stijgende temperatuur. Als we het weer vandaag vergelijken met het weer van pakweg vijf jaar geleden, dan zijn we aan het vergelijken met weer dat al een heel stuk warmer was geworden – wereldwijd bekeken zou zelfs het koudste jaar van de voorbije vijf jaar (2014), als het overgeplant werd naar de twintigste eeuw, met voorsprong het warmste jaar van de hele eeuw zijn geweest.
Moore vergelijkt onze situatie met die in de fabel van de ‘kokende kikker’. Die kikker zit in een pot water die heel langzaam verwarmd wordt, en realiseert zich niet dat er iets aan de hand is, tot het te laat is en hij gekookt wordt.
Mensen die het kunnen weten (vraag best niet hoe ze dat weten) stellen dat een échte kikker zich niet op die manier langzaam laat koken, maar op tijd uit de pot springt.
Wellicht is er hoop dat mensen even slim zijn als een echte kikker. Maar dat vereist wel dat we verder terugkijken dan twee tot acht jaar en dat we ons feilbare geheugen aanvullen met weerstatistieken.
Deze column is op 16 maart 2019 verschenen in De Tijd.