Houdt de luchtvaart, paradoxaal genoeg, virussen en pandemieën in bedwang? Een column.
Laten we hopen dat Robin Thompson gelijk heeft. Dat het waar is, wat hij en zijn medewerkers schrijven in hun jongste wetenschappelijke artikel.
En als het niet waar is, dan is het toch goed gevonden.
Thompson is een jonge wiskundige aan de universiteit van Oxford, gespecialiseerd in ‘wiskundige epidemiologie’. Hij en collega’s van de universiteiten van Oxford en Tel Aviv schrijven dat het steeds drukker wordende internationale luchtverkeer niet, zoals altijd gedacht wordt, de kans op een dodelijke wereldwijde pandemie groter maakt, maar integendeel kleiner.
Wacht. Hoe kan dat? U kent toch de gebruikelijke horrorscenario’s. Een dodelijk virus zoals dat van de Spaanse griep uit 1918, dat vijftig miljoen doden maakte (meer dan de eerste wereldoorlog), werd nog enigszins in toom gehouden door de traagheid van het lange-afstandstransport in die tijd. Virussen konden reizen met de snelheid van schepen, treinen of trekvogels (als ze door vogels werden overgebracht).
Maar vandaag is dat anders. Niet alleen leven we nu met zijn allen veel dichter op elkaar in grote steden, we reizen per vliegtuig van de ene kant van de wereld naar de andere. Een virus dat vandaag de ronde doet in Hong Kong, kan morgen in Brussel, Kaapstad en New York zijn. Een nieuwe wereldwijde epidemie met de dodelijkheid van de Spaanse griep zou in korte tijd aan nog meer mensen het leven kunnen kosten dan in 1918. Voormalig Microsoft-topman en huidig filantroop Bill Gates heeft een dergelijke pandemie omschreven als het meest realistische scenario voor een echt grote ramp in de nabije toekomst.
De onderzoekers uit Oxford en Tel Aviv denken echter dat de kans op een echt moordende wereldwijde epidemie kleiner is dan gedacht, en dat we dat uitgerekend aan het luchtverkeer te danken hebben.
Hun redenering luidt dat virussen een zekere tijd in afzondering nodig hebben om te kunnen evolueren tot echte killers. Ergens in een afgelegen streek op het platteland, of diep in het regenwoud, kan een evoluerend virus na een tijd zodanig beginnen te verschillen van zijn verwanten die in de rest van de wereld in omloop zijn, dat de bevolking van de rest van de wereld er geen enkele weerstand tegen heeft. Mensen hebben alleen natuurlijke weerstand tegen virussen waar ze al eens mee in contact zijn gekomen, of tegen virussen die daar goed op lijken. Een sterk verschillend virus, daar staan we relatief weerloos tegen. Maar het kost tijd om zo’n sterk verschillend virus te laten ontstaan.
En die tijd hebben virussen niet meer, dankzij de luchtvaart. Telkens wanneer een virus ook maar een beetje veranderd is, wordt het door reizigers alweer over de wereld verspreid, zodat iedereen weer weerstand opbouwt tegen de nieuwe variant.
Het onderzoek van Thompson is puur theoretisch, gebaseerd op wiskundige modellen van de verspreiding van virussen. En de conclusies zijn statistisch: de kans op een dodelijke pandemie is kleiner – maar niet nul. Maar als de ramp zich toch voordoet, zal het niet de schuld zijn van de luchtvaart.
Deze column is op 10 november 2018 verschenen in De Tijd.