Je bewustzijn is een touchscreen

Is ons bewustzijn zoiets als de collectie apps op een smartphone? Een column.

De technologie is altijd een overvloedige bron van metaforen geweest om onszelf te begrijpen. Het lichaam als stoommachine (negentiende eeuw) of de hersenen als computer (twintigste eeuw) of de samenleving als computernetwerk (eenentwintigste eeuw).

Daarnaast is er een tweede manier waarop metaforen een rol spelen bij het denken over technologie: als hulpmiddel bij het ontwerpen. Met name de user interface of gebruikersinterface van veel computers en smartphones gebruikt expliciet metaforen.

Op mijn computerscherm staan icoontjes die een prullenmand voorstellen, een rekenmachientje en mappen met documenten. Op mijn telefoonscherm onder andere een kalender, een notitieboekje, een klok, een fototoestel en een boek.

De bedoeling is dat die tekeningetjes intuïtief duidelijk maken wat er zal gebeuren als je erop klikt.

Op die manier verbergen ze de complexiteit van wat er binnenin het apparaat eigenlijk echt gaande is. Ik hoef niet te weten welke ingewikkelde operaties er in mijn computer plaatsvinden als ik een document in de virtuele prullenmand drop, alleen het resultaat telt: het document dat ik niet meer nodig heb, is niet meer te zien. Opgeruimd staat netjes. De prullenmand is op die manier een metafoor voor een ingewikkelde reeks bewerkingen in het computergeheugen.

Toen de eerste ‘grafische gebruikersinterfaces’ voor computers bedacht werden – dat wil zeggen dat je de computer bedient met icoontjes, tekeningen, muis en dergelijke en niet door commando’s in te tikken, ponskaarten in te voeren of schakelaars om te zetten – hadden de ontwerpers expliciet de metafoor van een bureaublad in gedachten: het beeld op het scherm stelt een tafelblad voor waarop documenten liggen, en nuttige dingen zoals een rekenmachine of een klok.

Het was natuurlijk maar een kwestie van tijd voor ook deze ‘metaforische’ technologie op haar beurt als een metafoor zou dienen om onszelf te begrijpen.

De Amerikaanse filosoof Daniel Dennett omschrijft ons menselijke bewustzijn als de gebruikersinterface van onze hersenen. Daarmee bedoelt hij dat de manier waarop wij ons eigen denken ervaren, slechts een sterk vereenvoudigde en symbolische (en soms misleidende) voorstelling is van wat er écht in onze hersenen omgaat, net zoals de icoontjes op een computerscherm slechts een symbolische voorstelling zijn van wat er echt in de machine gebeurt. En gelukkig maar. Met een smartphone zou je amper iets gedaan krijgen als je je moest bekommeren om transistoren, logische poorten, geheugenregisters, datastructuren en bestandssystemen in plaats van gewoon handige apps aan te tikken. Net zo zijn we ongetwijfeld ook beter af met onze gevoelens, ideeën en herinneringen, in plaats van ons bezig te moeten houden met de details van neurale netwerken, hersencellen of actiepotentialen.

Behalve natuurlijk als je net de werking van de hersenen wilt begrijpen. Dan zit zo’n gebruikersinterface vooral in de weg. Of zoals Dennett het zegt: door alleen maar met de apps te spelen, zou je nooit kunnen achterhalen hoe een smartphone werkt.

Deze column is op 13 juli 2019 verschenen in De Tijd.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *