Twee botsende neutronensterren jagen een schokje door de ruimte – én door de astronomische wereld.
Het gaat hard voor de studie van gravitatiegolven (de trillingen van de tijdruimte, die voorspeld waren door Albert Einstein en twee jaar geleden voor het eerst gemeten werden). Nog maar pas hebben drie pioniers van het gravitatiegolvenonderzoek de Nobelprijs voor natuurkunde gewonnen, of de onderzoekers komen weer met opvallend nieuws: een ontdekking die een heleboel primeurs cumuleert en een schat aan sterrenkundige informatie oplevert.
De twee grote wetenschappelijke consortia die gravitatiegolven waarnemen, het Amerikaanse LIGO en het Europese VIRGO, hebben vandaag bekendgemaakt dat ze op 17 augustus twee neutronensterren hebben zien botsen en samensmelten, in een sterrenstelsel op 130 miljoen lichtjaar afstand.
Neutronensterren zijn de extreem samengedrukte resten van in een supernova-explosie ten onder gegane reuzensterren. Ze zijn door hun zwaartekracht zo hard samengedrukt dat het bijna zwarte gaten worden.
De door de botsing opgewekte golven in de tijdruimte werden alleen door LIGO rechtstreeks waargenomen (ze bevonden zich in een ‘blinde vlek’ van VIRGO), maar toch hielp net dat feit mee om ruwweg te bepalen uit welke richting de golven afkomstig waren.
Astronomen zagen van dezelfde plek vervolgens ook een hoop andere straling: infrarood, röntgenstraling en zichtbaar licht – tekens van de explosie die plaatsvond bij de botsing tussen de neutronensterren. Twee seconden na de detectie van gravitatiegolven was er een gammaflits te zien, een tot voor kort raadselachtige soort uitbarsting van gammastraling (er werd al vermoed dat die door botsende neutronensterren kon worden opgewekt; nu is dat bevestigd).
In een reeks artikelen in Nature beschrijven de onderzoekers een hele reeks implicaties van hun waarnemingen. Zo blijkt onder meer dat bij botsingen tussen neutronensterren door kernreacties grote hoeveelheden zware elementen worden gevormd. Dergelijke botsingen moeten een belangrijke bron zijn van die elementen in het heelal. Verder kon uit de metingen ook de waarde van de ‘constante van Hubble’ bepaald worden (de constante die aangeeft hoe snel het heelal expandeert). De gevonden waarde (70 km/s/Mpc) ligt in lijn van de waarden die met andere methoden bepaald zijn.