Vijftig tinten bruin

Waar komt onze diversiteit aan huidskleuren vandaan? Wetenschappers beginnen dat langzaam te ontrafelen, en het blijkt allemaal veel ingewikkelder te zijn dan gedacht.

Oppervlakkige tinten. Foto Alex Proimos

Ooit was het beeld eenvoudig. De mens is ontstaan in Afrika, dus zullen de eerste mensen wel een donkere huid hebben gehad – een donkere huid helpt immers beschermen tegen de zon. Toen de mens zich verspreidde over de rest van de wereld, kregen de groepen die zich in meer noordelijke streken vestigden na een tijd een bleke huid – een bleke huid helpt in streken met weinig zonlicht om genoeg van de broodnodige vitamine D aan te maken.

Dat simpele beeld moet echter bijgesteld worden, nu wetenschappers in detail beginnen te onderzoeken welke genen onze huidskleur bepalen, en hoe die in de loop van de geschiedenis geëvolueerd zijn.

Het blijkt allemaal een stuk ingewikkelder te liggen. Een Oost-Afrikaan met een donkere huid kan Europeanen of Aziaten onder zijn voorouders hebben, die vele duizenden jaren geleden naar Afrika gemigreerd zijn. Een andere Afrikaan kan een veel blekere huid hebben, maar geen Europeanen onder zijn voorouders. Een blanke Europeaan kan zijn blanke huid gedeeltelijk te danken hebben aan een genetische mutatie die lang geleden in Afrika ontstaan is.

Dat zijn enkele van de bevindingen uit een grootschalig onderzoek door een groot internationaal onderzoeksteam onder leiding van Sarah Tishkoff van de University of Pennsylvania, dat gepubliceerd is in het vakblad Science.

De wetenschappers, voornamelijk van Amerikaanse en Afrikaanse universiteiten, hebben zich geconcentreerd op Afrika, dat niet alleen het continent is waar de mens ontstaan is, maar ook nu nog het continent met de grootste diversiteit aan types mensen onder de autochtone bevolking.

De onderzoekers hebben bij meer dan tweeduizend mensen uit diverse streken in Afrika met een lichtmeter de donkerte van hun huid gemeten, en tegelijk bloedstalen genomen om het DNA te analyseren.

Achter de diversiteit aan kleuren onder autochtone Afrikanen – van heel donker bruin tot lichtbeige – blijkt een samenspel van heel wat genen te schuilen. Zo is er bijvoorbeeld het gen SLC24A5 dat veel voorkomt in Europa en dat de huid bleek maakt. Datzelfde gen blijkt ook veel voor te komen in sommige gebieden in Oost-Afrika, bijvoorbeeld in Ethiopië. SLC24A5 is waarschijnlijk door migranten uit het noorden via het Midden-Oosten in Afrika binnengebracht, reeds in de prehistorie. Nochtans hebben de Afrikaanse dragers van SLC24A5 geen blanke huid, omdat het gen in hun DNA overstemd wordt door andere, donkermakende, genen.

Het is een illustratie van het feit dat de huidskleur bij mensen letterlijk én figuurlijk een oppervlakkig kenmerk is: de huidskleur kan in de evolutie snel veranderen, en zegt daarom weinig over iemands verre voorouders of over tot welke groep iemand biologisch gesproken behoort. Als witte mensen migreren naar een zonnig land, kunnen ze al in enkele millennia donkerder worden, en omgekeerd. Het bleekmakende SLC24A5 heeft zich waarschijnlijk in de voorbije 6000 jaar verspreid in Europa.

Er zijn aanwijzingen dat noord-Europeanen nog in de loop van de voorbije tweeduizend jaar ‘blanker’ zijn geworden (racistische fantasieën over ‘raszuivere’ oer-Germanen ten spijt).

Twee miljoen jaar en meer geleden – de tijd van de Australopithecus, waarvan ‘Lucy’ het beroemdste voorbeeld is – hadden onze voorouders waarschijnlijk een bleke maar behaarde huid. Toen ze hun pels verloren, werden ze donkerder, maar niet heel donker, eerder ‘midden-bruin’.

De genvarianten die huid heel donkerbruin maken – soms tot zelfs bijna echt zwart – door de activiteit te onderdrukken van een gen dat MFSD12 heet, zijn pas een half miljoen jaar geleden in Afrika ontstaan. Waarschijnlijk zijn deze zwartmakende genvarianten met de grote migratie van de vroege mensen uit Afrika eerst in de rest van de wereld verspreid, maar zijn ze in Europa en Azië grotendeels verloren gegaan, terwijl ze bewaard bleven in delen van Afrika en bij de mensen die zich vestigden in Australië (de aboriginals) en op Melanesische eilanden. Bij degenen die zich in het noorden vestigden, bleven dan weer de bleekmakende genen bewaard die ook al in Afrika aanwezig waren, waar later nog meer bleekmakers zoals MFSD12 bovenop kwamen.

Dit artikel is op 23 januari 2018 verschenen in Het Laatste Nieuws.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *