Wat een dubbelzinnig geluidsfragmentje ons leert over artificiële en menselijke intelligentie. Een column.
Ongerustheid over artificiële intelligentie (AI) begint zo stilaan even alomtegenwoordig te worden als hype.
We zijn bezorgd over robots of algoritmes die onze job gaan inpikken en we griezelen lekker bij apocalyptische sciencefiction over robots die in opstand komen of computers die de macht grijpen. Maar niet alleen over wat er kan gebeuren als AI te goed werkt, zijn we ongerust, ook over de gevolgen van AI die net níet goed werkt.
Algoritmes die zouden moeten helpen bij ordehandhaving of justitie (bijvoorbeeld een Amerikaans systeem om het risico op recidive van criminelen te helpen inschatten) blijken vergeven te zijn van impliciete vooroordelen en raciale vooringenomenheid. Beeldherkenningssoftware zit er soms spectaculair naast. Een veel geciteerd voorbeeld daarvan is een AI van Google die een namaak-schildpad meende te herkennen als een geweer. Je kunt je voorstellen wat er verkeerd kan lopen als de beeldherkenning in een zelfrijdende auto op dezelfde manier verkeerd interpreteert wat er op en rond de weg te zien is.
De 3D-geprinte namaakschildpad was overigens door onderzoekers opzettelijk gemanipuleerd om de AI te misleiden (terwijl de ingrepen heel miniem waren: voor een mensenoog bleef het heel duidelijk een schildpad, hoewel de textuur van haar schild wel wat aan een houten geweerkolf deed denken). In theorie zou iemand met dezelfde techniek pakweg een verkeersbord zó kunnen manipuleren dat een zelfrijdende auto iets heel anders meent te zien.
Hoe kunnen we ooit vertrouwen hebben in een ‘intelligente’ machine die de werkelijkheid zo onbetrouwbaar waarneemt en die zo gemakkelijk te bedotten is?
Wel, misschien moeten wij mensen maar niet te hoog van de toren blazen. De wispelturigheid van ónze perceptie is de voorbije weken mooi geïllustreerd door het Yanny/Laurel-fenomeen (als u het gemist zou hebben, even googelen en er vooral goed naar luisteren).
Het is een korte geluidsopname van nogal slechte kwaliteit. Een kleine helft van de mensen (vooral jongeren) hoort iets als ‘jènnie’, terwijl de andere helft (vooral ouderen) eerder ‘lorrel’ hoort, of op zijn Engels respectievelijk Yanny en Laurel. Beide groepen zijn ten zeerste overtuigd van hun gelijk.
En dat zijn dus die mensen die we zonder aarzelen wél vertrouwen om auto’s te besturen of juridische oordelen te vellen. Alsof ‘Yanny’ en ‘Laurel’ niet even verschillend zijn als een schildpad en een geweer.
Dat artificiële intelligentie dit soort blunders maakt, is geen bewijs dat ze nog ver af staat van echte, menselijke intelligentie. Misschien integendeel.
Het Yanny/Laurel-fenomeen is overigens niet zo heel onbegrijpelijk. Puur natuurkundig of geluidstechnisch bekeken blijken de klankenreeksen ‘Yanny’ en ‘Laurel’ erg dicht bij elkaar te liggen (een kwestie van frequenties en spectra), hoewel onze hersenen ze sterk verschillend interpreteren. Met een opname van slechte kwaliteit die ertussenin ligt, hoeft het dus niet te verbazen dat mensen ze op twee manieren kunnen horen.
Deze column is op 26 mei 2018 verschenen in De Tijd.