Op zoek naar de gouden spijker

Als het ‘Antropoceen’ of ’tijdperk van de mens’ een echt geologisch tijdvak wordt, dan moet het in de ondergrond te herkennen zijn. Geologen discussiëren over de juiste plek. Een column.

Wat komt er boven het Holoceen?

Het Antropoceen krijgt langzaam vorm. Het veelbesproken ‘tijdperk van de mens’ begint rijp te worden om geconsacreerd te worden als een officieel erkend onderdeel van de ‘geologische tijdschaal’ – u weet wel, de indeling van de geschiedenis van onze planeet in tijdperken, die misschien in uw schooltijd achterin de klas aan de muur hing, broederlijk naast de tabel van Mendelejev.

Ons huidige tijdvak heet volgens die indeling het Holoceen. Dat Holoceen is al ruim 11.700 jaar bezig, sedert het aflopen van de recentste ijstijd.

De jongste jaren is het besef gegroeid dat we zo stilaan aan een nieuw tijdvak toe zijn. Het is tegenwoordig de mens die de dominante ‘geologische’ kracht is geworden, die vorm geeft aan de planeet en haar oceanen en atmosfeer – ten goede of ten kwade. En dat dient erkend te worden in de geologische tijdschaal.

Maar eerst moet het Antropoceen enkele horden nemen. Een geologisch tijdperk wordt verondersteld herkenbaar te zijn in de ondergrond, als een specifieke gesteentelaag. Geologen uit de zeer verre toekomst zouden, als ze graven of boren tot op de juiste diepte, moeten kunnen zeggen ‘kijk, deze laag steen, dat is typisch Antropoceen.’

Waaraan zal gesteente uit onze tijd later te herkennen zijn? Plasticafval misschien? Of sigarettenpeuken?

Er lijkt nu een consensus te groeien om de plotse toename van radioactief materiaal als gevolg van de kernexplosies en kernproeven in het midden van de vorige eeuw als kenmerk uit te kiezen. Wat meteen impliceert dat als begindatum voor het Antropoceen gekozen wordt voor een tijdstip rond 1945 of 1950.

En dan rest nog één horde vóór de bevoegde instantie, de Internationale Commissie voor Stratigrafie, het Antropoceen officieel kan erkennen. Er moet een plaats worden afgesproken waar het begin van het nieuwe tijdvak bijzonder goed in de ondergrond te herkennen is. Die plaats geldt dan voortaan als officiële definitie, en ze krijgt een zogeheten ‘gouden spijker’ – wat niet letterlijk bedoeld is; er kan wel een merkteken in de grond worden geslagen, maar van goud zal dat beslist niet zijn, anders zou het er waarschijnlijk niet lang blijven.

Dus zijn geologen nu druk op zoek naar een geschikte plaats voor de (symbolische) gouden spijker. Een diep meer in Zuid-Ontario in Canada is kanshebber, omdat de bodem ervan uitzonderlijk ‘netjes’ is, en niet wordt omgewoeld door dieren of stromingen. Jaarlijks wordt er een dun laagje modder toegevoegd, zoals de jaarringen van een boom. De piek van radioactiviteit van de jaren vijftig is er goed te herkennen. Maar er is concurrentie, van een tiental kandidaten over de hele wereld, waaronder koraalriffen, een veengebied, een grot en een Antarctische ijslaag. Overal wordt nu naarstig geboord en geanalyseerd om te zien waar het begin van het mensentijdvak het best te herkennen is.

De beslissing is nog niet gevallen. Dus als u vindt dat de rommel bij u thuis in de kelder het ideale herkenningspunt is, dan kunt u zich nog kandidaat stellen.

Deze column is op 16 november 2019 verschenen in De Tijd.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *