Hou je zelfbeheersing in bedwang

Nog aan het worstelen met goede voornemens? Misschien doe je beter niet té hard je best. Een column.

Toegeven aan de verleiding? Foto Kyle Flood

Misschien is het niet de juiste tijd van het jaar om de waarde van zelfbeheersing in vraag te stellen.

Net nu u zo hard uw best doet om uw goede voornemens voor het nieuwe jaar niet allemáál een vroegtijdige, roemloze dood te laten sterven.

Of misschien bent u nog aan het bekomen van het kerstdiner en beklaagt u het zich dat u tegen beter weten in tóch weer hebt toegegeven aan de verleiding om met nonkel Marc in discussie te gaan over Theo Francken. Om nog maar te zwijgen over uw derde portie dessert en de twee laatste glazen wijn. En dan moet de nieuwjaarsreceptie op het werk misschien nog komen.

Zelfbeheersing is een van de dingen waarvan we bijna allemaal zouden willen dat we er meer van hadden. Zelfhulpboeken beloven ons technieken om onze zelfbeheersing te trainen, of twijfelachtige trucs om met een beperkte dosis ervan toch resultaten te bereiken (de telefoon of de computer uitzetten bespaart zogezegd de nood telkens te weerstaan aan het ge-plink en ge-plonk van mail- en chat- en facebook- en andere meldingen, alsof het geen continue zelfbeheersing vergt om minuut na minuut dat ding niet opnieuw aan te zetten).

Hoe meer de samenleving ons elke seconde van de dag en de nacht blootstelt aan verleidingen, hoe meer er over zelfbeheersing gepraat wordt.

De wetenschap heeft de voorbije decennia aardig bijgedragen aan de cultus van de zelfbeheersing. En dat al minstens sedert de befaamde ‘marshmallow-test’ van de Amerikaanse psycholoog Walter Mischel in de jaren zestig en zeventig. Mischel liet kleine kinderen korte tijd alleen met een marsmallow of ander snoepje. Als ze van het snoepje konden afblijven, zouden ze er nadien twéé krijgen, beloofde hij. Sommige kinderen konden zich goed beheersen, andere gaven meteen toe aan de verleiding. Jaren later bleek dat de kinderen die zich beheerst hadden, het gemiddeld beter deden op school, en nog wat jaren later dat ze het verder schopten in het leven. Sinds die ontdekking doen ambitieuze ouders er alles aan om de zelfbeheersing van hun kroost te trainen.

Maar misschien is zelfbeheersing toch niet zo’n onverdeeld goed, blijkt uit nieuw wetenschappelijk werk. Je kunt jezelf ook te veel beheersen, stelt de Israëlische psycholoog Liad Uziel.

In experimenten waren sommige proefpersonen na zelfbeheersingstraining meer geneigd om hun mede-proefpersonen te belazeren. Iemand met kwade bedoelingen wordt mét zelfbeheersing een efficiëntere misdadiger. Proefpersonen die na zelfbeheersingstraining opdracht kregen om insecten levend te vermalen, bleken dat weliswaar vaker te weigeren dan niet getrainden, maar de getrainden die toch gehoorzaamden, draaiden wel extra veel insecten door de molen.

En volgens Amerikaans onderzoek hebben mensen met veel zelfbeheersing in hun oude dag meer spijt over hun keuzes – bijvoorbeeld spijt over het plezier dat ze niet gehad hebben door steeds te werken.

Voel u dus vooral niet schuldig als u uw zelfbeheersing af en toe enkele dagen vrijaf geeft. Laat die receptie maar komen.

Deze column is op 12 januari 2019 verschenen in De Tijd.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *