Was de ‘ontdekking’ van gravitatiegolven misschien een vergissing, of niets meer dan wishful thinking?
Een dispuut dat begon als een academisch meningsverschil over statistische data-analysetechnieken, is overgekookt.
De inzet is dan ook niet min: de juistheid van een van de grootste wetenschappelijke doorbraken van deze eeuw, de ontdekking (of ingebeelde ontdekking) in 2015 van zogeheten ‘gravitatiegolven’, die in 2017 bekroond is met de Nobelprijs fysica.
Even het geheugen opfrissen. Gravitatiegolven zijn een soort trillingen van de ruimtetijd, waarvan het bestaan voorspeld werd door de zwaartekrachtstheorie van Albert Einstein. Ze ontstaan vooral bij de gewelddadigste gebeurtenissen in het heelal, wanneer reusachtige massa’s bruuske bewegingen maken. De golven die fysici in 2015 waarnamen, waren vermoedelijk afkomstig van een botsing tussen twee zwarte gaten – je zou kunnen zeggen dat die botsing zó hard was dat ze ruimte en tijd zelf deed daveren; dat gedaver zijn gravitatiegolven.
Gravitatiegolven zijn uiterst moeilijk te detecteren – daarom heeft het na Einstein tot in 2015 geduurd voor dat eindelijk lukte. De fysici gebruikten er in 2015 twee kilometersgrote extreem gevoelige detectoren voor, een in de staat Washington in de VS en een in Louisiana (ze staan collectief bekend als LIGO). De moeilijkheid is dat die detectoren behalve de subtiele trillingen van de ruimtetijd ook de hele tijd meer banale trillingen oppikken, van aardbevingen, passerende auto’s of wat er ook trilt, mijlenver in de omtrek. Daarom kijken de fysici ook alleen naar trillingen die in beide detectoren worden opgemerkt, omdat die alvast niet aan lokale schokjes kunnen liggen (en inmiddels is in Italië een derde detector, VIRGO, in gebruik genomen).
Maar ook dan verdrinkt het minieme ‘signaal’ van de gravitatiegolven nog steeds in de voortdurende ‘ruis’ van banale trillingen. De ontdekking in 2015 vergde dan ook, behalve een supergevoelig meetinstrument, statistische data-analyse op het scherp van de snee.
En daarbij is het verkeerd gegaan, volgens onderzoekers aan het Niels Bohr-instituut in Kopenhagen, onder leiding van professor emeritus Andrew Jackson. Eerst op een conferentie en in een artikel in een gespecialiseerd vakblad, later ook in de media, stelde Jackson dat de LIGO-fysici in 2015 een stukje ruis abusievelijk voor gravitatiegolven aanzien hebben. En hij verwijt hen een gebrek aan transparantie én dat ze hun data gemanipuleerd hebben.
De LIGO-fysici blijven echter pal achter hun analysemethode en hun ontdekking staan. En twee recente wetenschappelijke artikelen door onafhankelijke experts geven de LIGO-onderzoekers gelijk: het is Jackson zelf die de data-analyse verkeerd heeft aangepakt. Maar Jackson graaft zich in. De detectie uit 2015, dat was ‘misschien een blikseminslag in Burkina Faso’, zegt hij. En een van de artikelen die LIGO gelijk geven, noemt hij ‘abolute rubbish’.
De LIGO-fysici blijven beleefder. Maar off the record is in kringen van gravitatiegolf-onderzoekers te horen dat Jackson met zijn claims ‘in crackpot-gebied’ is beland.
Deze column is op 26 januari 2019 verschenen in De Tijd.