Zijn mannen écht beter in de weg vinden en zich oriënteren dan vrouwen? En zo ja, hoe komt dat dan? En zo nee, waarom denken ze dan van wel? Een column.
Weinig domeinen van wetenschappelijk onderzoek hebben zo’n groot potentieel om academische controverse en sociale media-haatcampagnes op te stoken als research naar genderverschillen in de mentale capaciteiten van mensen. Om nog maar te zwijgen over de inspiratie die het onderzoek biedt voor discussies aan ontbijttafels, in echtelijke bedden en natuurlijk tussen bestuurder en passagier in de auto, wanneer het gaat over navigatie en de weg vinden.
Maar er zijn wetenschappers die zich daar niet door laten afschrikken, zoals Elizabeth Cashdan en Sara Creem-Regehr van de universiteit van Utah, en Mary Hegarty van de Universiteit van Californië, die onverschrokken proberen uit te zoeken hoe het zit met dat verschil in oriëntatievermogen.
Voorlopig antwoord: het ligt ingewikkeld. Het verschil tussen mannen en vrouwen lijkt reëel te zijn (hoewel niet zo groot als vaak gedacht wordt, en met veel uitzonderingen). Maar het gaat mogelijk niet om een aangeboren verschil, maar om iets wat aangeleerd wordt.
Recent onderzoek van Hegarty bevestigt bijvoorbeeld het populaire beeld dat mannen meer navigeren met een ‘mentale kaart’ die ze in hun hoofd hebben, terwijl vrouwen eerder routes en herkenningspunten onthouden. In een experiment met 140 proefpersonen in een virtueel doolhof bleken de vrouwen meer geneigd vast te houden aan routes die ze kenden, terwijl de mannen probeerden shortcuts en nieuwe routes te vinden.
Maar dat onderzoek gebeurde bij de meest traditionele proefpersonen van de wetenschap: Westerse studenten. Hoe zou het zitten bij volkeren met een levenswijze die nog dicht bij de natuur staat?
Elizabeth Cashdan zocht het uit bij de Twe in Namibië en de Tsimané in Bolivië.
Bij kinderen blijkt er bij de Twe en de Tsimané nog geen genderverschil in navigatietalent te zijn; jongens en meisjes doen het even goed. Pas met de puberteit verschijnt het verschil: jonge vrouwen houden vast aan bekende routes en jonge mannen gaan op verkenning om betere routes te vinden. Een voor de hand liggende verklaring is dat meisjes die in hun eentje eropuit trekken in onbekend gebied meer gevaar lopen.
Maar opvallend: dat verschil verschijnt alleen bij de Twe (en bij Westerlingen), niet bij de Tsimané. Een verklaring zou kunnen zijn dat de Tsimané in een dicht, gevaarlijk regenwoud leven, waar ook de mannen er best aan doen zich niet te ver van de gebaande paden te wagen. De Twe leven in een open savannelandschap, dat meer uitnodigt tot rondzwerven – wat de jonge mannen er veel meer doen dan de jonge vrouwen.
Het verschil tussen Twe en Tsimané suggereert dat het vooral de omstandigheden en de ervaring zijn die iemand tot een ‘mannelijke’ of ‘vrouwelijke’ navigator maken, niet de X en Y-chromosomen. Westerse jongelui trekken weliswaar niet in hun eentje door de savanne, maar wellicht zijn er nog genoeg andere verschillen in ervaring die tot een verschillende navigatiestijl kunnen leiden.
Deze column is op 16 februari 2019 verschenen in De Tijd.